Al weer heel wat jaren terug werd ik gebeld door mijn moeder, nadat ze even daarvoor een telefoongesprek had beëindigd met haar inmiddels overleden jongere zus. ‘Weet je wat jouw tante Marijke net aan mij vroeg, Jan Willem?’, zei ze met een opgewonden stem.
Ik had natuurlijk geen flauw benul en ook geen zin om verzeild te raken in zo’n lullig raadspelletje. ‘Nou, voor de draad ermee, ma. Wat vroeg ze?’, zei ik lichtelijk nieuwsgierig.
Tandarts
Het bleek dat mijn tante stomtoevallig eerder die week in één of ander magazine een tandkundig artikel had gelezen. De schrijver was een tandarts-implantoloog met de naam Jan Willem Vaartjes. ‘Je tante vroeg zich af wanneer jij in godsnaam tandheelkunde hebt gestudeerd, want dat had ze nooit van mij meegekregen’, bulderde mijn moeder het uit. Ik kon er zelf ook wel kostelijk om lachen.
Hoe leuk is het bovendien als je er achter komt, dat er klaarblijkelijk ergens een naamgenoot van je rondloopt. Als je Piet Jansen of bijvoorbeeld Henk de Jong heet, dan val je van verbazing niet meer achterover van je stoel, maar in mijn geval was dat gevoelsmatig toch anders.
Ik heb Jan Willem Vaartjes diezelfde avond in bed nog gegoogled, omdat ik nu natuurlijk ook wilde weten hoe die beste man eruitzag en wat hem zo bezighield in het leven. Het klinkt gek misschien, maar het voelde een beetje alsof ik op zoek ging naar mezelf op social media.
In een handomdraai toverde ik een paar afbeeldingen van hem op mijn scherm. Jan Willem Vaartjes droeg een bril (net zoals ik), Jan Willem Vaartjes was gezegend met weelderige krullen (net zoals ik) en Jan Willem Vaartjes dook overal op met een witte-tanden-lach (net zoals ik).
We bleken ook nog eens min of meer even oud te zijn en inmiddels allebei vader van twee kinderen. Met een beetje fantasie stelde ik vast, dat we fysiek best op elkaar leken en met een voldaan gevoel ben ik uiteindelijk in slaap gesukkeld. So far, so good…
Op de radio
Een paar jaar later (eind 2013) werd ik ergens doordeweeks vroeg in de ochtend gebeld. Ik zat nog aan mijn ontbijt toen ik opnam. Een voor dat tijdstip al bijster opgewekt klinkende dame stelde zich voor als redactrice van BNR-radio en vroeg of ik tijd en zin had om zo in de uitzending te komen.
Ik blogde in die tijd nog voor een bekende website over betrokken vaderschap, dus verkeerde ik na volmondig ‘ja’ te hebben gezegd in de veronderstelling dat het daar over zou gaan. Dat bleek niet zo te zijn. ‘We zijn benieuwd naar uw mening over het tarievenstelsel in de mondzorg’, zei ze met een kordate stem.
‘Uh, weet je zeker dat je daarvoor bij mij moet zijn?’, reageerde ik wat verbaasd. ‘Jazeker’, zei ze, ‘u bent toch Jan Willem Vaartjes?’ Ontkennen had natuurlijk weinig zin, maar toen ze vroeg of ze de kersverse Voorzitter van de Associatie Nederlandse Tandartsen aan de lijn had, viel het kwartje pas. Ik verwees haar vriendelijk door naar mijn ‘andere ik’.
Sinds die tijd werd ik geregeld benaderd door de media, nu mijn naamgenoot een soort van publiek figuur was geworden. Op het gebied van tandheelkunde is politiek en maatschappelijk gezien heel wat gaande, weet ik inmiddels tegen wil en dank.
Soms kwam ik bijna in de verleiding om mezelf dan toch maar even voor te doen als de Jan Willem Vaartjes, wanneer bijvoorbeeld RTL Nieuws weer eens belde. Ik had mijn vrienden of familie weleens willen zien, als ik met een kletskoekverhaal mijn mening op radio of tv zou geven over bijvoorbeeld het delegatiebesluit van mondhygiënisten.
NIET de columnist van VROUW
Ergens in 2015 heb ik Jan Willem Vaartjes op ludieke wijze via Twitter laten weten dat er nog een Jan Willem Vaartjes bestaat. Ik vond dat hij daar wel een keer recht op had. Hij reageerde daar heel leuk en sportief op.
Toen ik in juni 2016 startte met mijn wekelijkse columns voor VROUW, werden de rollen overigens langzaam een beetje omgedraaid. Nu moest hij aan Jan en alleman gaan uitleggen dat de Voorzitter van de Associatie Nederlandse Tandartsen toch écht niet over borsten en billen, lentejurkjes, corrigerend ondergoed of de G-spot schrijft.
Mocht het onderwerp waarover ik schrijf een te wulps randje hebben, dan waarschuw ik hem van tevoren doorgaans even. Wel zo netjes toch? Ik wil hem natuurlijk ook niet met de mond vol tanden laten staan.