In Nederland is het recht op zwangerschaps- en bevallingsverlof geregeld in hoofdstuk 3 (artikelen 3:1 t/m 3:30) van de Wet arbeid en zorg.
De vrouwelijke werknemer heeft recht op zwangerschapsverlof vanaf zes weken voor de dag na de vermoedelijke datum van bevalling. Als zij bijvoorbeeld op 1 juni uitgerekend is, heeft zij recht op zwangerschapsverlof van 21 april tot en met 1 juni (42 dagen, 6 weken). Het bevallingsverlof start dan op 2 juni (mits de bevalling ook daadwerkelijk plaatsvindt op 1 juni).
De werknemer kan ook later met zwangerschapsverlof gaan, maar uiterlijk vier weken voor de dag na de vermoedelijke bevallingsdatum (in het voorbeeld dus uiterlijk 5 mei).
Het zwangerschapsverlof duurt tot en met de dag van de bevalling. Bij een bevalling die later plaatsvindt dan verwacht kan het zwangerschapsverlof dus langer duren dan zes weken. Bij een vroege bevalling kan het zwangerschapsverlof korter zijn dan vier weken. Als het kind erg vroeg geboren wordt, kan het zelfs zo zijn dat helemaal geen sprake is van zwangerschapsverlof.
Aansluitend aan het zwangerschapsverlof heeft de vrouw recht op bevallingsverlof. Het bevallingsverlof duurt minimaal tien weken. Is de periode van zwangerschapsverlof korter geweest dan zes weken, dan worden de gemiste weken toegevoegd aan het bevallingsverlof. Hierdoor is het totale verlof altijd minimaal zestien weken. Bij een late bevalling duurt het totale verlof langer dan zestien weken: als er bijvoorbeeld zes weken zwangerschapsverlof gepland is, maar het kind wordt een week na de verwachte bevallingsdatum geboren, dan heeft het zwangerschapsverlof zeven weken geduurd; daarna volgt nog tien weken bevallingsverlof. De totale verlofperiode is dan dus zeventien weken.
Als de vrouw na afloop van het bevallingsverlof medisch gezien nog niet tot werken in staat is dan heeft zij na afloop van dat verlof recht op een uitkering krachtens de ziektewet. Daarbij heeft zij recht op volledige doorbetaling van haar salaris indien haar arbeidsongeschiktheid wordt veroorzaakt door een oorzaak die samenhangt met de zwangerschap of bevalling.
Gedurende het zwangerschaps- en bevallingsverlof heeft de vrouw recht op een uitkering ter hoogte van haar normale loon, zie artikelen 3:13 van de Wet arbeid en zorg.
*UPDATE*
In 2015 is er veel veranderd voor zowel vrouwelijke als mannelijke werknemers aangaande het zwangerschapsverlof en het bevallingsverlof.
Per 1 januari 2015
- De vaders hebben recht op het opnemen van drie onbetaalde dagen bij een geboorte;
- Het bevallingsverlof wordt overgedragen op de vader mocht de moeder overlijden;
- De mogelijkheid om bevallingsverlof vanaf de 6e week na de bevalling in deeltijd op te nemen. Dit mag in een periode van 30 weken worden opgenomen;
- Bij langdurige ziekenhuisopname van het kind duurt het bevallingsverlof maximaal 10 weken langer.
Per 1 juli 2015
- De uitbreiding van de personenkring voor kortdurend en langdurend zorgverlof. Dit houdt in dat werknemers verlof kunnen aanvragen als zij de zorg op zich nemen voor familie;
- De mogelijkheid om langdurend zorgverlof te kunnen opnemen voor noodzakelijke zorg bij ziekte of hulpbehoevendheid.
Nog niet bekend..
- In het geval van een meerling wordt het zwangerschapsverlof met 4 weken uitgebreid. Dit wetsvoorstel ligt klaar maar is nog niet goedgekeurd door de eerste kamer.