De werknemer is op 1 april 1997 in dienst getreden bij de werkgever. Op 14 maart 2010 is de werknemer overleden en daardoor is de arbeidsovereenkomst geëindigd. Op dat moment stonden er nog 266,09 vakantie-uren open. Bij een brutoloon van €13,03 komt dit neer op €3.467,15. Per brief heeft FNV Bouw de werkgever meerdere malen verzocht dit uit te keren aan de nabestaanden. De werkgever heeft hier niet op gereageerd.
Standpunten
De echtgenote heeft op grond van artikel 7:641 BW de niet genoten vakantiedagen gevorderd. In dit artikel wordt het uitbetalen van openstaande vakantiedagen bij einde dienstverband geregeld. Volgens de echtgenote ging dit van rechtswege over naar de nabestaanden bij het overlijden van de werknemer. De werkgever vond daarentegen dat de vakantiedagen persoonsgebonden waren en dus ook na overlijden niet overdraagbaar waren. Daarnaast is de werkgever van mening dat het eindigen van het arbeidscontract bij overlijden niet hetzelfde is als einde van rechtswege of een dringende reden.
Beoordeling kantonrechter
De kantonrechter oordeelde dat uit artikel 7:641 lid 1 BW volgt dat het recht op uitbetaling van niet-genoten vakantiedagen bestaat ongeacht de wijze van beëindiging van de arbeidsovereenkomst. In artikel 7:674 lid 1 BW staat beschreven dat de dood van de werknemer één van de manieren is waarop een arbeidsovereenkomst kan eindigen. De werknemer bouwde tijdens zijn dienstverband vakantiedagen op. De werknemer heeft daardoor ook het recht deze vrije dagen op te nemen en anderzijds bij einde van de arbeidsovereenkomst loonbetaling van deze vrije dagen. De loonvordering van de niet-genoten vakantiedagen valt in de nalatenschap van de overleden werknemer en komt dus toe aan de nabestaanden.
Beslissing kantonrechter
De kantonrechter wees de uitbetaling van de niet-genoten vakantiedagen toe aan de nabestaanden. Daarnaast moet de werkgever de wettelijke verhoging van 50% betalen vanwege een te late betaling.