In dit artikel verdedig ik de stelling dat inkomensverschillen in Nederland de komende jaren kleiner zullen worden. Een veranderend politiek maatschappelijke klimaat ten opzichte van (nog) grotere inkomensverschillen, de internationale arbeidsmarkt met een relatief beperkte instroom van laagopgeleiden in Nederland en de focus op technologische vernieuwingen die relatief meer hooggekwalificeerd dan laaggekwalificeerd werk gaan vervangen zullen hieraan bijdragen.
Trends in belonen en de ontwikkeling van beloningsverschillen Vanaf 1983 zijn de inkomensverschillen tussen de laagste en hoogste inkomens sterk toegenomen. Zo verdiende in de USA in 1985 de top 1% van de bevolking nog 9% van het totale inkomen terwijl dat in 2010 was opgelopen tot 24% van het totale inkomen. Maar niet alleen in de USA waren deze veranderingen merkbaar, ook voor de beroepsbevolking in Nederland zijn de inkomensverschillen tussen de laagste en hoogste inkomens met tientallen procenten gestegen.
Bovendien zijn de beloningsverschillen tussen vergelijkbare groepen werknemers toegenomen. Professor Paul de Beer, bijzonder hoogleraar arbeidsverhoudingen aan de Universiteit van Amsterdam, noemt dit binnengroepsongelijkheid, dat wil zeggen toename in ongelijkheid van inkomen tussen werknemers van bijvoorbeeld hetzelfde opleidingsniveau. Hieraan hebben onder andere systemen van variabele beloning aan bijgedragen.
Omdat deze trend al zolang aanhoudt, ervaren velen toenemende inkomensverschillen als een wetmatigheid. Ongeveer net zoals het idee dat de prijzen van woningen alleen maar kunnen (of beter gezegd: konden) stijgen. Velen verwachten dat deze trend zich zal blijven voortzetten. Zo voorspelt hoogleraar arbeidseconomie Jules Theeuwes (UvA) dat door toenemende vergrijzing en schaarste aan hoogopgeleiden een verdere inkomensongelijkheid zal ontstaan (zeker na 2020).
Toch zijn er argumenten om de stelling te verdedigen dat we de komende jaren juist een periode van nivellering tegemoet gaan zien.