Sociologen Herman van de Werfhorst en Christoph Janietz van de Universiteit van Amsterdam onderzochten de loonontwikkelingen van cruciale beroepen versus niet-cruciale beroepen in Nederland. Ze concluderen dat de lonen van werknemers in cruciale beroepen in de loop van de tijd gemiddeld zijn verbeterd, maar deze ontwikkeling is de afgelopen jaren wel gestagneerd en er zijn grote verschillen tussen bedrijfstakken.
In maart 2020 definieerde de Nederlandse regering een aantal beroepen als cruciaal voor het functioneren van de samenleving tijdens de Covid-19-pandemie. Een centrale vraag in het huidige publieke debat over werk en beloning is of werknemers in die cruciale beroepen de afgelopen jaren voldoende zijn beloond voor hun werk. Zo eiste de FNV in september een loonsverhoging van 5% voor werknemers met een cruciaal beroep, en werd er in de Tweede Kamer een motie ingediend voor structurele loonsverhogingen voor gezondheidswerkers.
Om beter zicht te krijgen op de loonontwikkeling van cruciale versus niet-cruciale beroepen, zoals gedefinieerd door de overheid, maakten sociologen Herman van de Werfhorst en Christoph Janietz een analyse aan de hand van de beroepenlijst van het Centraal Bureau voor Statistiek, de Enquête Beroepsbevolking en loondata uit het Nederlandse belastingregister voor de periode 2006-2019. Ze keken hierbij naar een groot aantal bedrijfstakken en beroepsniveaus.
Loonontwikkelingen binnen dezelfde bedrijfstak en hetzelfde beroepsniveau
De gemiddelde beloning van cruciale beroepen is in 2019 zo’n 5% hoger dan van niet-cruciale beroepen. Dit verschil werd groter in de periode 2006-2019.
Loonontwikkelingen in verschillende bedrijfstakken
Er zijn grote verschillen in de loonkloof tussen cruciale en niet-cruciale beroepen in verschillende bedrijfstakken. In het onderwijs is de kloof bijvoorbeeld negatief wat betekent dat cruciale beroepen in het onderwijs minder verdienen dan niet-cruciale beroepen, maar deze kloof is wel krimpend. In de gezondheidszorg, waarin 93% van de mensen in cruciale beroepen werkt, is de kloof positief en stijgend. Gezondheidswerkers verdienen meer dan andere werkenden in de gezondheidszorg met hetzelfde beroepsniveau zoals bijvoorbeeld ondersteunend personeel. In de watervoorziening is de kloof negatief en volledig te verklaren door beroepsniveau: cruciale beroepen in de watersector verdienen minder dan niet-cruciale beroepen omdat ze in lagere beroepsniveaus werkzaam zijn.
Loonontwikkelingen en verschillende beroepsniveaus
Binnen de elementaire beroepen verdienen cruciale beroepen meer dan niet-cruciale beroepen. Hetzelfde is het geval voor medium-level banen in de dienstverlening en verkoop. Geschoolde technici en vaklieden verdienen relatief weinig in cruciale beroepen vergeleken met vergelijkbare niet-cruciale beroepen.
Conclusie
Janietz en Van de Werfhorst concluderen dat de lonen van werknemers in cruciale beroepen in de loop van de tijd gemiddeld zijn verbeterd ten opzichte van de lonen van werknemers in niet-cruciale beroepen, maar deze ontwikkeling is de afgelopen jaren wel gestagneerd. Er zijn evenwel grote verschillen tussen bedrijfstakken in de beloning van cruciale en niet-cruciale beroepen.
‘Wij geven geen eigen oordeel over het relatieve belang van beroepen binnen de Nederlandse samenleving, maar gaan uit van het oordeel van de Nederlandse overheid aan de hand van hun lijst van essentiële beroepen’ lichten de onderzoekers toe. ‘Welke beroepen wel of niet op die lijst staan heeft gevolgen voor regelgeving ten tijde van de Covid-19-pandemie (bijvoorbeeld wie er naar de werkplek mag gaan), maar kan ook invloed hebben op de manier waarop burgers het belang van specifieke beroepen in de toekomst inschatten.’