Ruim vijftien jaar geleden ging mijn moeder met pensioen. Ze heeft als bejaardenverzorgster gewerkt en combineerde deze baan lange tijd met schoonmaakwerk om zo een extra duit in het huishoudpotje te doen.
Haar gestel heeft vanzelfsprekend wel wat te lijden gehad door al dat lichamelijk zware werk, maar haar boerinnenlijf kan gelukkig heel wat aan. Dat is maar goed ook. Niemand zit te wachten om met pensioen gaan en opgezadeld te zitten met een lijf dat zich de vernieling in heeft gewerkt en is afgeschreven.
Op handen gedragen
Op haar werk werd ze zo’n beetje op handen gedragen. Niet alleen door haar collega’s, maar vooral ook door de oudjes die ze verzorgde.
Hoe populair ze was, werd me pas goed duidelijk tijdens haar afscheidsreceptie. De ontvangstzaal was speciaal voor deze gelegenheid omgetoverd tot een feestzaal en puilde uit van de mensen. Vooraan waren de bewoners rijendik gepositioneerd, veelal zittend in rolstoelen en op van die voorlopers van de scootmobiel. Daarachter zaten familieleden, goede kennissen en bijna het voltallige personeel.
Een paar weken daarvoor had mijn moeder mij als vrijwilliger aangewezen om een paar mooie woorden te richten tot de mensen. Een dergelijk verzoek sla je als zoon natuurlijk niet af. Sterker nog, ik beschouwde het als een eer.
Oplopende regeldruk
Ik heb een wervelend verhaal afgestoken over hoe zij zich manifesteert als moeder, hoe trots ik op haar en mijn vader ben, dat het mij en mijn zusje aan niets ontbrak, ondanks het feit dat het bij ons thuis bepaald geen vetpot was. Maar ik sprak vooral over de liefde en passie voor haar vak.
Zorgen voor een ander zit in haar bloed en in het bejaardentehuis was ze helemaal op haar plek, alhoewel door de intrede van excel-fetisjistische managers en oplopende regeldruk haar vak steeds minder leuk werd. Minder aandacht voor de bewoners en meer aandacht voor administratie en controle van regels ging haar zichtbaar aan het hart.
Na afloop van de receptie werd ik aangesproken door een nog vrij jonge collega van mijn moeder. Ergens begin twintig moest ze zijn geweest.
Ze vertelde hoe jammer ze het vond dat ze nu geen collega’s meer waren en dat ze haar heel erg zou gaan missen. Toen ik vroeg wat ze het meest zou gaan missen, zei ze: “Je moeder was er altijd voor mij en mijn collega’s. Als ik het even moeilijk had, thuis of op mijn werk, of gewoon een advies nodig had, kon ik altijd bij haar terecht. Ze voelde een beetje als een soort tweede moeder voor me”, zei ze.
Zoiets als een privéleven
Ik moest plotsklaps weer aan dit gesprek terugdenken, toen ik vorige week de zus van mijn overbuurman sprak op de verjaardag van zijn kinderen (een tweeling). Een joviaal en bevlogen mens, gezegend met een indrukwekkende glimlach. Onze energie verbindt ons en dat schept een band. We spreken elkaar elk jaar wel een paar keer en vaak gaat het dan ook even over werk.
Zij werkt voor een wereldwijd accountancy-bedrijf als office assistant en heeft een scherp oog voor alles dat uit de pas dreigt te lopen. Vooral voor jonge, ambitieuze werknemers die vol verwachting het accountancy-vak in rollen, starten met een zware, aanvullende studie, zich een groot deel van het jaar een slag in de rondte werken en er gaandeweg achter komen dat er ook nog zoiets bestaat als een privéleven.
Een werkbare en vruchtbare balans vinden in het leven is voor de meesten van ons al een hele opgave, laat staan voor deze millennials die zichzelf veel druk opleggen om zoveel mogelijk uit het leven te halen en zich staande moeten houden in een wereld vol met externe, verleidelijke prikkels. Niet voor niets vertoont het burn-outcijfer onder jonge werknemers al jaren een stijgende lijn.
Uitlaatklep
Iedereen heeft behoefte aan oprechte aandacht op zijn tijd. We zijn als mens nu eenmaal zo geprogrammeerd. Het lijkt er echter op, dat door de toenemende individualisering, hectiek en snelheid van veranderingen de morele verplichting om een beetje op elkaar te letten afneemt. Waardoor steeds meer mensen met hun ziel onder de arm rondlopen.
Met enige regelmaat neemt ze daarom een collega apart, die op zijn minst verontrustende signalen uitzendt. Een moederlijke arm om de schouder, een bak koffie of thee, een stuk chocolade, wat tissues en een paar relativerende woorden is vaak al voldoende om stoom af te blazen, vertelde ze.
Ze doet me wat dat betreft denken aan mijn moeder, die toentertijd een vergelijkbare rol vervulde op haar werk. Een onbetaalbare rol, nu ik er zo over nadenk, omdat werknemers nu eenmaal niet alles met hun manager willen of durven bespreken, maar wel behoefte hebben aan een uitlaatklep en soms gewoon even van een vertrouwenwekkend persoon willen horen dat alles goedkomt. Een boel ellende kan zo worden voorkomen.
Wat dat betreft gun ik elk bedrijf een kantoormoeder of zorgmoeder, die vanuit de luwte waakt over haar kroost, die in de speeltuin van het leven zichzelf weleens voorbijloopt en over de reling van het houten piratenschip dreigt te kukelen.