Socioloog Laura Keesman deed tussen september 2017 en december 2021 onderzoek naar de manier waarop agenten geweldsituaties ervaren en hoe ze ermee omgaan. Door interviews en uitgebreid veldwerk met politie op straat, ME’ers en arrestatieteams onderzocht ze hoe agenten op microniveau controle behouden of verkrijgen, en wat er gebeurt als zij dit verliezen. Controle over burgers, verdachten én over zichzelf.
Lichaam gebruiken en lezen
Agenten lezen de lichamen van burgers, verdachten, omstanders en hun collega’s om controle te houden. ‘Ze maken een inschatting van wat er staat te gebeuren en hoe ze hier zelf op moeten handelen’, zegt Keesman. ‘Cruciaal in situaties waar geweld op de loer ligt. Met dit onderzoek weten we meer over hoe agenten hun lichamen gebruiken om controle te houden en escalatie vóór te zijn.’
Videobeelden
Om die handelingen expliciet te maken, ontwikkelde Keesman een methode waarbij ze met agenten zelf naar hun eigen beelden keek. ‘In 26 gevallen heb ik videobeelden bekeken van geweldsituaties samen met de agenten die ze hebben meegemaakt. Door er met ze over te praten aan de hand van het beeld, konden zij heel precies benoemen wat er gebeurde, hoe het gebeurde en waarom zij op een bepaalde manier handelden.’
Kantelpunten
Volgens Keesman spelen kantelpunten in situaties een hele belangrijke rol. Die gaan vaak gepaard met lichamelijke beweging of aanraking en de gevolgen daarvan: iemand op afstand houden die verbaal agressief is of het moment waarop iemand aangehouden wordt. ‘Voor agenten is het belangrijk om op die punten te anticiperen. Idealiter hebben agenten ook een gedeeld idee over wanneer een kantelpunt voorkomt zodat ze gezamenlijk actie kunnen ondernemen, en niet allebei iets anders doen in hun aanpak’, zegt Keesman. ‘Die kantelpunten laten zien dat geweld niet in rechte lijnen (de)escaleert. Er zijn vaak meerdere, vage of tegenstrijdige kantelpunten die een situatie verschillende kanten op kunnen sturen en waar agenten op moeten aanpassen.’
Bevriezen
‘Controle houden en actiegericht zijn, zijn belangrijke elementen van politiewerk’, zegt Keesman. Over de ervaring van het verliezen van controle – met name over wat met het lichaam gebeurt in die situaties zoals bij bevriezen – wordt weinig gesproken.’ Bevriezen gebeurt volgens Keesman bijvoorbeeld wanneer agenten geconfronteerd worden met situaties die zij nooit eerder hebben meegemaakt. ‘Op dat soort momenten is het soms moeilijk om een volgende stap te zetten omdat ze niet met volle zekerheid weten wat ze moeten doen. Door lichamelijke reacties zoals bevriezen expliciet te maken, is het makkelijker ze te bespreken in de opleiding en tijdens het werk, waardoor politieprofessionaliteit kan toenemen.’
Maatschappelijk debat over geweld
Keesman hoopt dat haar onderzoek bijdraagt aan het gesprek over politiegeweld. ‘Op de academie, onder agenten als collega’s, maar ook in de maatschappij. In het publieke debat gaat dit onderwerp al snel twee kanten op. In de ogen van de burger wordt politiegeweld steeds vaker gezien als iets dat oncontroleerbaar is en onnodig escaleert. Politiegeweld wordt dan ‘Police Brutality’ genoemd. Aan de andere kant leeft onder agenten en politici het idee dat geweld niet alleen soms noodzakelijk is en onderdeel van het geweldsmonopolie, maar dat het ook rationeel is, onpartijdig wordt toegepast en dat emoties geen rol spelen. Beide frames zijn echter incompleet. Met mijn onderzoek bied ik houvast voor een meer genuanceerde discussie hierover. Ik laat zien dat controle, ook in geweldsituaties, niet een kwestie is van hebben of niet hebben, maar dat dit tot stand moet worden gebracht op vele verschillende manieren en niveaus: discursief, lichamelijk, visueel en emotioneel.’
Vrouwelijk perspectief
Keesman is niet de eerste die onderzoek doet naar politiewerk, maar wel een van de weinige vrouwelijke onderzoekers. ‘In wetenschappelijk onderzoek reflecteren we op hoe je positionaliteit, zoals je sekse of etnische achtergrond, invloed heeft op het onderzoeksproces. Als vrouw zijnde was het niet raar om te vragen naar emotionele ervaringen. Een mannelijke agent die tegenover een mannelijke onderzoeker zit en de vraag krijgt; ‘vond je dat niet eng?’, reageert waarschijnlijk anders dan als een vrouw hem diezelfde vraag stelt.’