Zijn voornamen een spiegel van de geschiedenis?
Niet volgens Doreen Gerritzen, onderzoeker naamkunde bij het Meertens Instituut (Historisch Nieuwsblad, nr 2/ 2002). Zelfs invloedrijke periodes als de Tweede Wereldoorlog blijken weinig invloed te hebben op de voornamen van de in die periode geboren kinderen. Vernoeming naar familieleden is ‘hardnekkig’ en komt al in de Romeinse tijd voor. Heel lang in onze geschiedenis was voorspelbaar hoe kinderen gaan heten. Tot de Franse tijd berustte de naamgeving op ongeschreven gewoontes en tradities. Vanaf dat moment ging de overheid er zich mee bemoeien en zijn familienamen als voornamen niet meer toegestaan. Na de Tweede Wereldoorlog nam het vernoemen af, maar nog steeds vernoemt meer dan de helft van de ouders hun kind naar een familielid. Kinderen die gedoopt worden krijgen een doopnaam. Die naam kan afwijken van de naam bij de burgerlijke stand of de roepnaam.
Wat heeft dit met functies te maken?
Volgens Van Dale valt een functie te definiëren als (1) de werking van iets, (2) een (wiskunde) grootheid die in haar veranderlijkheid afhangt van een of meer andere of (3) een ambt, taak of beroep. Etymologisch is het woord functie afgeleid van het Latijnse woord ‘fungor’, wat zoveel wil zeggen als ‘ik voer een taak uit’. Vanuit de oorspronkelijke betekenis is voor wat betreft functienamen gedurende lange tijd heel dicht aangesloten op de feitelijk uitgevoerde werkzaamheden. Dat gold niet alleen bij beroepsbeoefenaren waarvan het voor iedereen helder was wat die persoon deed, zoals de bakker of de timmerman, maar ook voor medewerkers in kantoren en fabrieken. Een onderscheid, vergelijkbaar met doop- en roepnamen, was niet aan de orde. De functienamen waren specifiek en voor iedereen herkenbaar.
Wat is er veranderd?
In de afgelopen decennia zijn veranderingen opgetreden, waarbij veel functies en functienamen langzamerhand onduidelijker zijn geworden. Een groot deel van de beroepsbevolking werkt tegenwoordig als adviseur, manager of ICT-er. Daarmee weten we niet altijd wat iemand doet; de werkelijkheid is daarmee dus minder grijpbaar geworden.
De laatste 10 jaar heeft op het terrein van de functies een doorontwikkeling plaatsgevonden van wat wij organiek specifieke functieboeken noemen naar organiek generieke functieboeken. Die ontwikkeling gaat overigens nog steeds door. Organiek wil niet meer en niet minder zeggen dan dat de functie is afgeleid van de doelstellingen van de organisatie. Specifiek omdat de beschrijving van de betreffende functie specifiek over die functie binnen die afdeling of dat team gaat en niet over wellicht dezelfde functie binnen een andere afdeling of team.
In een generiek functieboek is dat anders. Daar vallen veel vergelijkbare functies in een en dezelfde functiebeschrijving, functiefamilie of functiereeks. Afhankelijk van de opbouw van het generieke functieboek vallen bijvoorbeeld functies als communicatieadviseur, financieel adviseur en juridisch adviseur, mits er sprake is van een vergelijkbare zwaarte van de werkzaamheden, in dezelfde generieke functie van adviseur (of anders vaak in dezelfde functiefamilie of –reeks). Die generieke functie adviseur maakt deel uit van een familie of een reeks van adviseurs, verdeeld over een aantal functieschalen waar adviseursfuncties normaal gesproken voorkomen. Veelal wordt er dan gesproken over Adviseur A, Adviseur B, Adviseur C, …. enz.
Doop- en roepnamen?
De namen van de functies zoals die in een functiefamilie in een generiek functieboek voorkomen noemen we doopnamen. De Rijksoverheid hanteert momenteel ongeveer 200 doopnamen in het zogeheten Functiegebouw Rijk (FGR). Een doopnaam wordt daar gedefinieerd als de functiegroepnaam + schaal, dus de naam van de groep, bijvoorbeeld adviseur bedrijfsvoering, en het schaalniveau van de functie, bijvoorbeeld schaal 11.
Volgens het Handboek Functiegebouw Rijk zijn alle ministeries verplicht om bij werving, aanstelling, functioneren, doorstroom en ontslag deze doopnamen te gebruiken. In een aantal andere gevallen mag de naam van de functiegroep zonder de functieschaal worden gebruikt. Dat geldt onder meer voor de adressengids, visitekaartjes en de digitale ondertekening (waaronder e-mail). Andere organisaties maken daarin overigens, om hen moverende redenen andere keuzes.
Naast de doopnamen wordt er steeds vaker ook gebruik gemaakt van (verplichte of gewenste) roepnamen, zoals specialist hydrologie. Voor de Rijksoverheid geldt dat een verplichte roepnaam bijvoorbeeld voor sommige BIG-geregistreerde functies aan de orde kan zijn. Gewenste roepnamen zijn in dat verband uniforme namen waar om andere redenen door een ministerie de voorkeur aan wordt gegeven. Ook de herkenbaarheid voor de medewerker of voor de omgeving kan voor een organisatie een argument zijn om roepnamen te hanteren. In dat verband is het wel bijzonder dat de Rijksoverheid verplicht stelt dat de doopnaam in wervingsuitingen moet worden gehanteerd. Een adviseur hoeft immers geen communicatieadviseur te zijn, andersom is dat in ieder geval helderder.
Spelregels gewenst?
Een roepnaam die overeenkomt met een doopnaam uit een andere functiefamilie is congruent met de voornaam die overeenkomt met een familienaam. Dat levert verwarring op en is daarmee dus ongewenst. Ook kan het gebruik van een doopnaam in combinatie met de bijbehorende organisatie-eenheid het gebruik van een roepnaam overbodig maken. Een adviseur van het team P&O of van het team Communicatie maakt het wellicht onnodig om een roepnaam als adviseur P&O of adviseur Communicatie te hanteren.
Het hanteren van roepnamen levert meer herkenbaarheid op voor zowel de medewerker, die trots is op zijn beroep, als voor de buitenwereld. Ook de duidelijkheid over wat de bijdrage is aan de organisatie, een consulent is in die zin toch iets heel anders dan een consultant, pleit voor het toepassen van roepnamen.
Bij de invoering van generieke functieboeken voor organisaties wordt het terugdringen van het aantal functies bijna altijd als één van de belangrijkste argumenten genoemd. Vanuit organisatorisch perspectief pleit die keuze er voor om sturing te houden op het aantal en de soort roepnamen. Een terugkeer naar de oude situatie ligt anders snel op de loer. Dicht aansluiten op de doopnaam (bijvoorbeeld: adviseur communicatie) maakt het daarbij eenvoudiger om hier sturing aan te geven.
Het verdient dan ook aanbeveling om een beperkt aantal spelregels te hanteren. Enerzijds om daarmee het aantal roepnamen in te perken en niet weer af te glijden naar de oude situatie en anderzijds om de herkenbaarheid voor de medewerker én de omgeving te optimaliseren.