Het aantal werknemers met een flexibel contract neemt toe. De vraag die dit artikel behandelt is hoe verschillende typen flexibele contracten en baanonzekerheid verband houden met vitaliteit en productiviteit in vergelijking met een vast contract. De uitkomsten van deze studie laten zien dat werknemers met een tijdelijk contract zonder uitzicht op vast en uitzendkrachten lager scoren op vitaliteit dan vaste werknemers, vanwege hun hogere baanonzekerheid. Werknemers met een tijdelijk contract zonder uitzicht op vast, uitzend- en oproepkrachten scoren lager op productiviteit dan vaste werknemers, (deels) door hun hogere baanonzekerheid. HR-professionals kunnen een rol spelen om de positie van flexwerkers op de arbeidsmarkt te versterken.
Auteurs:
Ziagul Hosseini (MSc) is onderzoeker bij TNO Healthy Living; Dr. Linda Koopmans is onderzoeker/adviseur Duurzame Inzetbaarheid bij TNO Healthy Living; Sarike Verbiest (MSc) is onderzoeker/adviseur Flexibele Arbeid bij TNO Healthy Living
Vormen van arbeidscontracten
In de afgelopen decennia zijn de vormen van arbeidscontracten in Nederland drastisch veranderd. Naast vaste arbeidscontracten worden flexibele vormen van arbeidscontracten steeds gewoner. De meest voorkomende typen flexibele arbeidscontracten zijn: tijdelijk met uitzicht op vast, tijdelijk (1 jaar of langer en korter dan 1 jaar), uitzendkrachten en oproep- of invalkrachten (Verbiest & Koopmans, 2018). Zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) vormen tevens een grote en groeiende groep flexibel werkenden in Nederland (ruim 1 miljoen in 2019), echter richt dit artikel zich alleen op diegenen die werkzaam zijn als werknemer. Gegevens over zzp’ers zijn niet beschikbaar in het gebruikte databestand. Het aantal en aandeel flexwerkers zijn de afgelopen decennia toegenomen. Zo werkten in het derde kwartaal van 2019 bijna twee miljoen werknemers als flexwerker. Inmiddels heeft daarmee ruim 1 op de 5 werkenden in Nederland een flexibel contract (flexbarometer.nl).
Fysieke en mentale gezondheid
Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat het hebben van een flexibel contract gerelateerd is aan slechtere fysieke en mentale gezondheid (Sanwald & Theurl, 2014; Virtanen, Kivimäki, Joensuu, Virtanen, Elovainio & Vahtera, 2005; Virtanen, Janlert & Hammarström, 2011) en een lagere productiviteit (Benavides, Benach, Diez-Roux & Roman, 2000; Delsen, 1997). Tot nu toe is de relatie tussen het hebben van een flexibel contract en gezondheid of productiviteit grotendeels onderzocht voor werknemers met een tijdelijk contract (bijvoorbeeld door Pirani & Salvini, 2014), maar nauwelijks voor andere typen flexibele contracten. Het is belangrijk en relevant om tussen verschillende vormen van flexibele contracten een onderscheid te maken. Ten eerste verschillen ze aanzienlijk in mate van werkzekerheid; een medewerker met een tijdelijk contract met uitzicht op een vast contract heeft meer zekerheid dan een uitzendkracht waarvoor op elk moment de opdracht beëindigd kan worden. Zo blijkt dat op onder andere autonomie, sociale steun, ontwikkelmogelijkheden en fysieke belasting ieder type flexwerker anders scoort (Verbiest et al, 2017). In deze huidige studie is het doel om te onderzoeken of en hoe de vier typen flexibele contracten gerelateerd zijn aan de vitaliteit en productiviteit van de flexibele werknemers in vergelijking met vaste werknemers. Hiervoor maken we gebruik van een groot, longitudinaal databestand. In de volgende paragraaf gaan we eerst in op de achtergrond van ons onderzoek en formuleren we een aantal hypothesen. Daarna wordt de methode van onderzoek beschreven, waarna we ingaan op de resultaten. Het artikel sluit af met een conclusie en aanbevelingen voor de praktijk.
De rol van baanonzekerheid
Het verband tussen flexibele arbeidscontracten, vitaliteit en productiviteit is tot nu toe onderbelicht gebleven. Eerdere onderzoeksresultaten zijn niet eenduidig over of het hebben van een flexibel contract leidt tot hogere of juiste lagere vitaliteit en productiviteit. Onder vitaliteit verstaan we het hebben van energie en veerkracht. Aan de ene kant hebben flexwerkers vaker dan werknemers met een vast contract fysiek zwaar werk (Douwes et al., 2016). Ook werken ze vaker in een minder gezonde omgeving. Zo worden ze, bijvoorbeeld, vaker blootgesteld aan lawaai, gevaarlijk werk en routinematige taken. Ze lopen een hoger risico op werkgerelateerde ongevallen dan werknemers met een vast contract (Hooftman et al., 2016). Dat betekent een negatief effect op de vitaliteit. Aan de andere kant wordt gesuggereerd dat flexwerkers gezonder zijn, een lager ziekteverzuim hebben en meer moeite doen voor hun werk dan vaste werknemers (Virtanen, Vahtera, Kivimäki, Pentti & Ferrie, 2002; Guest, Isaksson & De Witte, 2010; Engellandt & Riphahn, 2005).
Onder productiviteit verstaan we de verhouding tussen het bereikte resultaat en de daarvoor geleverde inspanning. Volgens Delsen (1997) heeft een flexibel contract een tweeledig effect wat betreft productiviteit. Een flexwerker zou extra inzet kunnen vertonen op het werk met de hoop een vast contract te krijgen. Daarentegen zou een flexwerker ook minder betrokkenheid kunnen vertonen en een lagere productiviteit omdat hij/zij toch de organisatie (spoedig) weer gaat verlaten. Dit laatste effect bleek het meest dominant uit het onderzoek van Delsen. De resultaten van voorgaande onderzoeken tonen dus tegengestelde resultaten en andere studies vinden geen verband tussen flexibele contracten, gezondheid en productiviteit (Bernhard-Oettel, Sverke & De Witte, 2005; De Cuyper & De Witte, 2007).
In dit artikel kijken we naar de rol die baanonzekerheid speelt bij de vitaliteit en productiviteit van flexwerkers. De Witte (1999) beschrijft baanonzekerheid als een subjectief construct. Men ervaart onzekerheid over de toekomst en heeft twijfels over de duur van de baan. Uit eerder onderzoek blijkt dat flexwerkers vaker baanonzekerheid ervaren dan vaste werknemers (Catalano, Rook & Dooley, 1986; Virtanen, Kivimäki, Elovainio, Vahtera & Ferrie, 2003; Virtanen, Janlert & Hammarström, 2011; Van Vuuren & Smulders, 2018). Zo blijkt uit Hooftman et al. (2016) dat met name de uitzendkrachten en oproep- en invalkrachten vaak pas korte tijd van tevoren weten óf en hoeveel zij werken en daarmee of en hoeveel inkomen ze zullen hebben. De stress die gepaard gaat met mindere inkomens en werkzekerheid leidt tot een verminderde gezondheid en welzijn (De Witte et al., 2016). Eerder ervaren baanonzekerheid kan zelfs jaren na dato nog leiden tot verminderd welzijn (Barrech et al., 2016). De Witte (1999) en Ferrie et al. (2001) toonden aan dat zowel de fysieke als de mentale gezondheid achteruit kunnen gaan bij het ervaren van baanonzekerheid. De Witte (1999) en Sverke et al. (2002) toonden tevens aan dat het hebben van onzekere arbeidsvoorwaarden een negatief effect kan hebben op de gezondheid van flexwerkers. Werkenden die zich zorgen maken over hun baan, voelen zich ook minder gezond en denken er daarnaast vaker over om ander werk te zoeken (Van Vuuren, 1990; Hartley, Jacobson, Klandermans, & Van Vuuren, 1991; Sverke, Hellgren, & Näswall, 2002).
Verder wordt baanonzekerheid veelal geassocieerd met minder tevredenheid en betrokkenheid (Ashford, Lee & Bobko, 1989; Kuhnert & Palmer, 1991). Baanonzekerheid zou daarnaast schadelijke zijn voor de attitude van werknemers richting de organisatie, hun werkmotivatie en hun prestatie (Sverke, Hellgren & Näswall, 2002; Cheng & Chan, 2008; Stau- fenbiel & König, 2009). Dat baanonzekerheid negatieve consequenties heeft op vitaliteit en productiviteit kan verklaard worden door het psychologisch contracttheorie. Baanonzekerheid kan door flexwerkers als een schending van hun psychologisch contract met hun werkgever worden ervaren. De psychologische contracttheorie houdt in dat werknemers bepaalde verwachtingen hebben van hun werkgever in ruil voor wat ze zelf inbrengen. Dit betekent dat ze bijvoorbeeld baanzekerheid verwachten in ruil voor hun inspanningen en loyaliteit op het werk. Wanneer men baanonzekerheid ervaart dan wordt deze verwachting geschonden en dit heeft negatieve consequenties op bijvoorbeeld hun vitaliteit en productiviteit (De Witte et al., 2005).
Verder lezen? Download hier de pdf.