Het basisinkomen is de laatste tijd een veel voorkomende term bij de Nederlandse (beroeps) bevolking. Het voorstel om een basisinkomen in te voeren leidt steeds vaker tot een hoogoplopend debat. Er zijn al een aantal experimenten uitgevoerd in het buitenland door o.a. Zwitserland, Frankrijk, Finland en Canada. De experimenten hadden een positieve uitkomst wat er heeft toe geleid dat de overheden van deze landen de basisinkomen daadwerkelijk willen invoeren. In Nederland bestaat er nog veel onduidelijkheid over het idee van het basisinkomen. Wij zetten enkele zaken op een rijtje.
In deel 1 hebben we een korte inleiding gegeven over het basisinkomen. Hier is onder andere aangegeven dat elke Nederlandse burger recht heeft op een gegarandeerd bedrag. Naast dit vereiste zijn de volgende criteria opgesteld:
1. Universeel
Het eerste criterium is dat het basisinkomen geldt voor elke persoon die het Nederlands staatsburger heeft ongeacht leeftijd, geslacht, afkomst en woonplaats.
2. Individueel
Het basisinkomen wordt per persoon uitgekeerd. Dus niet op basis van gezin of huishouden. Er is hierbij ook geen inkomens- of vermogenstoets. Door op individuele basis het inkomen uit te keren kan voor elke persoon de privacy gegarandeerd worden en is er een betere controle tegen misbruik en fraude.
3. Onvoorwaardelijk
Het basisinkomen wordt ook wel aangeduid als “het onvoorwaardelijke basisinkomen”. Met onvoorwaardelijk bedoelt men dat er geen enkele randvoorwaarde is gebonden aan het verkrijgen van een basisinkomen. Zo is het onafhankelijk van voorwaarden en verplichtingen dat men betaald, vrijwilligers of maatschappelijk werk moet aannemen. Verder is het niet onderworpen aan andere spaargelden en inkomens- of eigendomsgrenzen.
4. Hoog genoeg
Het bedrag moet minimaal zo hoog zijn dat een Nederlandse burger een waardige levensstandaard kan realiseren. Deze levensstandaard moet samengaan met de sociale en culturele standaard die voor het land in kwestie gelden. Dit betekent dat het materiële armoede moet voorkomen en dat het participatie aan de samenleving mogelijk maakt. Daarom is het de bedoeling dat het basisinkomen tenminste gelijk moet zijn aan de armoedegrens, overeenkomstig de EU-normen, wat overeenkomt met 60% van het nationale mediane inkomen (modaal inkomen). In landen waar er sprake is van een laag nationaal mediane inkomen moet een andere maatstaf (bijvoorbeeld pakket goederen) gebruikt worden om de hoogte van het basisinkomen te bepalen.
Over de hele wereld wordt door diverse organisaties en instanties, die het basisinkomen uitdragen en hier voorstanders van zijn, de vier zojuist genoemde criteria gebruikt waar een basisinkomen aan moet voldoen wil het een echt basisinkomen genoemd worden. Dus als de overheid van een bepaald land een zogenaamde basisinkomen wilt invoeren, is het voor deze organisaties en instanties een harde eis om aan deze criteria te voldoen.