Het basisinkomen is de laatste tijd een veel voorkomende term bij de Nederlandse (beroeps) bevolking. Het voorstel om een basisinkomen in te voeren leidt steeds vaker tot een hoogoplopend debat. Er zijn al een aantal experimenten uitgevoerd in het buitenland door o.a. Zwitserland, Frankrijk, Finland en Canada. De experimenten hadden een positieve uitkomst wat er heeft toe geleid dat de overheden van deze landen de basisinkomen daadwerkelijk willen invoeren. In Nederland bestaat er nog veel onduidelijkheid over het idee van het basisinkomen. Wij zetten enkele zaken op een rijtje.
Geschiedenis basisinkomen
Het voorstel om een basisinkomen in te voeren speelt al eeuwen. Het begon als een vaag idee in de 16e eeuw om een minimuminkomen in te voeren. Aan het einde van de 18e eeuw kwamen ideeën over een onvoorwaardelijke ‘eenmalige’ schenking. De combinatie van deze twee leidde tot in 19e eeuw tot het invoeren van het onvoorwaardelijke basisinkomen.
De humaniste Johannes Bives was de grondlegger van het minimuminkomen. Hij stelde in 1526 voor dat de gemeenten binnen een land verantwoordelijkheid moest nemen om alle inwoners te verzekeren van een bestaansminimum. Deze maatregel en invoering was vooral gericht op de armen. Omdat overheidsambtenaren hen het beste konden bereiken werden zij belast met de leiding over de armenzorg. Maar voor het verkrijgen van een minimuminkomen moest men er iets voor terugdoen; bijvoorbeeld werkzaamheden. Drie eeuwen kwam in de 18e eeuw men met het idee om een onvoorwaardelijk eenmalige subsidie uit te keren aan behoeftigen. Tijdens deze periode versterkte de sociale zekerheid in Europa. Vooral na de Franse revolutie werd men geïnspireerd om nog meer te doen voor inwoners.
Vervolgens zijn in de 20e eeuw drie periodes geweest waarin de discussie over het basisinkomen bijzonder intensief gevoerd werd. Het basisinkomen zoals we die nu kennen (onvoorwaardelijk en universeel) werd ontwikkeld en uitgebreid besproken. In Engeland werden tussen de beide wereldoorlogen onder namen als “sociaal dividend”, “staatbonus” en “nationaal dividend” voorstellen voor een werkelijk onvoorwaardelijk en universeel basisinkomen ontwikkeld en uitgebreid besproken. Na enkele jaren van stilte was het debat over het basisinkomen weer levendig. In de zestiger en zeventiger jaren kreeg het in het Verenigde Staten grote populariteit in debatten over “demogrants” en regelingen voor een “negatieve inkomstenbelasting”. In de late jaren 70 en vroege jaren 80 ontwikkelde een derde, nieuwe periode op gang toen voorstellen voor een basisinkomen in verschillende landen in Noord-West Europa actief verkend werden. Los hiervan zag deze eeuw ook de invoering van ’s werelds eerste programma voor een volwaardig basisinkomen in de vorm van het Alaska Permanent Fund, dat jaarlijks dividend uitkeert aan alle inwoners van Alaska.