De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid had aan een Nederlandse scheepswerf en een Roemeens bedrijf geen boetes mogen opleggen vanwege overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen. De bedrijven hoeven daarom de twee boetes van ieder 512.000 euro niet te betalen. Dit volgt uit twee uitspraken van de grote kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van vandaag (5 juli 2017). Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak is niet aangetoond dat voor de vreemdelingen werkvergunningen nodig waren. Tegen de uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.
Achtergrond
Grensoverschrijdende dienstverlening
Conclusie staatsraad advocaat-generaal en uitspraken van de grote kamer
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft in deze zaken eerder staatsraad advocaat-generaal Keus verzocht om een conclusie te nemen. Hij heeft op 12 april 2017 een conclusie uitgebracht. Een conclusie van de staatsraad advocaat-generaal geeft voorlichting aan de Afdeling bestuursrechtspraak, maar bindt haar niet.
De uitspraken van vandaag zijn gedaan door een grote kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak. Deze bestaat uit vijf staatsraden, onder wie de presidentvan de Centrale Raad van Beroep, de waarnemend president van het College vanBeroep voor het bedrijfsleven en een raadsheer van de strafkamer van de Hoge Raad. De uitspraken gaan in navolging van de conclusie in op aspecten van bewijsrecht in bestuursrechtelijke boetezaken en hebben voor die aspecten ook betekenis voor andere boetezaken die bij alle hoogste (bestuurs)rechters kunnen spelen.
Reageren?
Je moet ingelogd zijn op om een reactie te plaatsen.